Allergie voor spelfouten
Je bent het of je bent het niet: een taalneuroot. Ik ben dus een echte, 100%, met de paplepel ingegoten. Misschien is het taalgevoel aangeboren, maar het zal zeker hebben geholpen dat mijn moeder lerares Nederlands en journaliste was. Ik werd natuurlijk op iedere spelfout gewezen en desgewenst kreeg ik er ook uitleg bij. Mijn liefde voor taal groeide al snel, maar daarmee ook mijn allergie voor spelfouten. Gelukkig heb ik daar mijn werk van kunnen maken. Nu word ik zelfs betaald om spelfouten te corrigeren en teksten te (her)schrijven. Voor een taalneuroot geeft dat veel plezier en voldoening kan ik je zeggen.
Hoe gebruik ik d’s en t’s?
Met behoorlijke zekerheid durf ik te beweren dat de meest gemaakte spelfouten voortkomen uit het verkeerd gebruiken en vervoegen van d’s en t’s. Want wanneer schrijf je een werkwoord in de tegenwoordige tijd met een d, t of zelfs dt? Ik ga het je uitleggen zodat je dit artikel als naslagwerk kunt gebruiken wanneer je twijfelt. En ik beloof je dat ik het kort houd (zonder t) en het niet saai wordt. Daar gaan we!
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Als je de stam van een werkwoord kent, dan kom je al een heel eind. Dus bijvoorbeeld: loop, zit, geef, werk, heb, reis, fiets of word. Vaak gaat het mis bij werkwoorden waarvan de stam op een -d eindigt, zoals bij vind of word.
De werkwoorden die eindigen op een -d vervoeg je als volgt:
- Ik = stam (vind)
- Jij = stam + t (vindt)
- Hij/zij/het = stam + t (vindt)
Als het werkwoord niet op een -d eindigt is het nog makkelijker. Een dt combinatie is namelijk niet mogelijk. Dus schrijf je:
- Ik geef, jij geeft, hij geeft
- Ik reis, jij reist, hij reist
Als het onderwerp in de zin een derde persoon is, zet je een -t achter de stam van het werkwoord:
- Het meisje vindt
- De tafel wordt
Uitzonderingen (maar niet moeilijk)
Goed, nu heb je de basis alvast onder de knie! Zoals met bijna alles, zijn ook hier uitzonderingen. Nu niet afhaken! Hier gaat het juist vaak fout.
In de tegenwoordige tijd wordt NOOIT een -d aan de stam toegevoegd voordat je gaat vervoegen. Dus: verander kan niet veranderd worden, maar verandert. Zij wijzigd nu het recept is dus verkeerd. Want: stam tegenwoordige tijd (=wijzig) + t = wijzigt. Zie je, het is niet zo moeilijk!
Maar ik gebruik ’t Kofschip!
Ja, heel goed. Een mooi ezelsbruggetje! Maar alleen te gebruiken als je gaat vervoegen in de verleden tijd. Daarom gaat het juist vaak mis bij woorden zoals veranderen en wijzigen. Dus vergeet dat schip maar als het om de tegenwoordige tijd gaat!
Meer weten?
Dit was deel 1, je hebt nu afgerekend met de meest gemaakte spelfout. Hoera! En stay tuned, want er volgen nog veel meer tips. Was deze uitleg niet duidelijk of volledig genoeg of wil je het ergens anders nog eens nalezen? Neem een kijkje op de website van bijvoorbeeld Onze Taal. Daar vind je nog veel meer taaltips! En natuurlijk volgen er nog meer blogs over veelgemaakte spelfouten.